01 september, 2024

Putter  Carduelis carduelis

De Putter, ook wel bekend als de Distelvink, is een kleine, kleurrijke vogel uit de familie van de Vinken. De Putter heeft een compacte lichaamsbouw en een korte, kegelvormige snavel. De bovenkant van de vogel is overwegend beige van kleur, terwijl de onderkant wit is. De Putter heeft een opvallend rood masker rondom de snavel en een zwarte kin. De vleugels en staart zijn zwart met gele strepen, terwijl de stuit en de onderstaartdekveren geel zijn. De Putter heeft een opvallende zang die bestaat uit fluittonen en trillers. Het liedje van de Putter is zeer gevarieerd en kan soms wel honderd verschillende tonen bevatten. Het is vooral het mannetje dat zingt om zijn territorium af te bakenen en vrouwtjes aan te trekken. De Putter komt voor in grote delen van Europa en broedt voornamelijk in open landschappen met bomen en struiken. De Putter is voornamelijk een zaadeter en eet voornamelijk zaden van distels en andere planten uit de composietenfamilie. De Putter begint al vroeg in het jaar met broeden. Het vrouwtje bouwt een nestje van takjes en mos, meestal in een boom of struik. Het vrouwtje legt ongeveer 4 tot 6 eieren, die ze alleen bebroedt. Na ongeveer 12 tot 14 dagen komen de eieren uit en worden de jongen gevoed door beide ouders. Na ongeveer 12 tot 14 dagen verlaten de jongen het nest. De Putter is deels een trekvogel en trekt in de wintermaanden naar het zuiden. Algemeen in de omgeving van de Poldervaart.


 
  

Vuurgoudhaan  Regulus ignicapilla

De Vuurgoudhaan lijkt oppervlakkig gezien op de Goudhaan en is iets groter, maar verschilt door de duidelijke witte wenkbrauwstreep met zwarte oogstreep. Ook bij dit vogeltje heeft het vrouwtje gele kruinveertjes en het mannetje oranje. De Vuurgoudhaan is een kleine, kleurrijke zangvogel die behoort tot de familie van de goudhanen. Ze zijn te vinden in de naaldbossen van Europa en Azië. Vuurgoudhanen staan bekend om hun acrobatische vermogen om tussen takken en naalden te bewegen. Ze zijn in staat om snel van richting te veranderen terwijl ze tussen bomen en struiken navigeren en zijn vaak te zien terwijl ze voedsel zoeken in de toppen van naaldbomen. Ze voeden zich voornamelijk met insecten en spinnen, die ze vinden door snel door de naalden van bomen te rennen en soms zelfs ondersteboven hangen om hun prooi te vangen. Vuurgoudhanen hebben een hoge stofwisseling en moeten constant voedsel zoeken om hun energie op peil te houden. Vuurgoudhanen broeden in de lente en zomer. Het vrouwtje legt meestal 8-12 eieren in een nest dat verborgen is tussen de naalden van een naaldboom. Beide ouders zorgen voor de jongen en na ongeveer 2 weken komen de jongen uit het ei. Na nog eens 2 weken zijn de jongen klaar om het nest te verlaten. Het mannetje heeft een opvallende zang die bestaat uit een serie hoge, fluitende noten die steeds hoger worden. Vooral in de wintermaanden zijn ze algemeen te vinden in de omgeving van de Poldervaart. 




Kleine Barmsijs Acanthis cabaret

De Kleine Barmsijs is een vogel uit de familie van de Vinken en heeft een compacte lichaamsbouw en een korte, kegelvormige snavel. Het mannetje heeft een opvallende rode borst, een zwarte bef en een gele streep over de vleugels. De vrouwtjes hebben een mattere kleur en hebben een groenachtige tint op hun vleugels in plaats van geel. Beide geslachten hebben een grijsbruine rug en een lichtere onderkant. De Kleine Barmsijs heeft een zachte, aangename zang die bestaat uit fluittonen en trillers. Het liedje van de Kleine Barmsijs is zeer gevarieerd en kan soms wel honderd verschillende tonen bevatten. De Kleine Barmsijskomt voor in Noord-Europa, Azië en Noord-Amerika en broedt voornamelijk in bosrijke gebieden. In de wintermaanden verplaatsen ze zich naar meer open gebieden, zoals heidevelden en moerassen, waar ze voornamelijk leven van zaden van grassen en kruiden. De Kleine Barmsijs begint pas later in het jaar met broeden, meestal in juni of juli. Het vrouwtje bouwt een nestje van takjes en mos, meestal in een boom of struik. Het vrouwtje legt ongeveer 4 tot 6 eieren, die ze alleen bebroedt. Na ongeveer 12 tot 14 dagen komen de eieren uit en worden de jongen gevoed door beide ouders. Na ongeveer 12 tot 14 dagen verlaten de jongen het nest. De Kleine Barmsijs is deels trekvogel en trekt in de wintermaanden naar het zuiden. In sommige jaren komt de Kleine Barmsijs algemeen voor in de omgeving van de Poldervaart en het Prinses Beatrixpark. 




Goudhaan  Regulus regulus

De Goudhaan is de kleinste vogel die in Nederland voorkomt. Hij weegt slechts de helft van een Pimpelmees! Het zijn wintergasten die elk najaar met miljoenen tegelijk naar ons land komen, voornamelijk uit Scandinavië en Finland. Maar ze broeden ook bij ons. De Goudhaan is een kleine, levendige zangvogel die behoort tot de familie van de goudhanen. Ze zijn te vinden in de bossen van Europa en Azië en hebben een opvallend verenkleed met een felgele streep over hun kruin. Goudhanen zijn zeer energiek en staan bekend om hun acrobatische vermogen om tussen takken en bladeren te bewegen. Ze zijn in staat om snel van richting te veranderen terwijl ze tussen bomen en struiken navigeren en zijn vaak te zien terwijl ze voedsel zoeken in de toppen van bomen. Ze voeden zich voornamelijk met insecten en spinnen, die ze vinden door snel door de bladeren van bomen te rennen en soms zelfs ondersteboven hangen om hun prooi te vangen. Goudhanen hebben een hoge stofwisseling en moeten constant voedsel zoeken om hun energie op peil te houden. Het vrouwtje legt meestal 6-10 eieren in een nest dat verborgen is tussen de takken van een boom. Beide ouders zorgen voor de jongen en na ongeveer 2 weken komen de jongen uit het ei. Na nog eens 2 weken zijn de jongen klaar om het nest te verlaten. Vooral in de wintermaanden zijn ze algemeen te vinden in de omgeving van de Poldervaart en het Prinses Beatrixpark. 




Kneu Linaria cannabina

De Kneu is een kleine zangvogel uit de Vinkenfamilie. In de broedperiode heeft het mannetje een prachtige roze borst en een grijsblauwe kop. Zijn rug en vleugels zijn bruin met zwarte strepen, en de buik is lichter van kleur. Het vrouwtje heeft een minder opvallende kleur en is voornamelijk bruin en beige. Beide geslachten hebben een korte, kegelvormige snavel en een witte stuit. De Kneu produceert een mooi, melodieus fluitend liedje bestaande uit verschillende tonen en noten. Het liedje is zacht en aangenaam om naar te luisteren. Het mannetje zingt vooral in het voorjaar om zijn territorium af te bakenen en vrouwtjes aan te trekken. De Kneu komt voor in grote delen van Europa en leeft voornamelijk in halfopen landschappen, zoals weilanden, heidevelden en duingebieden. In het voorjaar begint de Kneu met broeden. Het vrouwtje bouwt een nestje van takjes, gras en mos in een boom of struik. Ze legt gemiddeld 4 tot 6 eieren, die ze alleen bebroedt. Na ongeveer 12 tot 14 dagen komen de eieren uit en worden de jongen gevoed door beide ouders. Na 14 tot 16 dagen verlaten de jongen het nest. De Kneu is deels een trekvogel en trekt in de winter naar het zuiden. Sommige Kneuen blijven echter in noordelijke delen van Europa overwinteren. In het voorjaar keren ze terug naar het noorden om te broeden. De Kneu is algemeen te vinden in de omgeving van de Poldervaart en het Prinses Beatrixpark. 




Grasmus Curruca communis

De Grasmus is een kleine zangvogel die niet opvallend is in uiterlijk, maar wel bekend staat om zijn opvallende zang en zangvlucht. Grasmussen zijn pioniers van de allereerste bosstadiums en zijn te vinden in allerlei landschappen, inclusief pure ruigte met alleen hoge kruiden. Ondanks zijn naam is de grasmus niet nauw verwant aan de Huismus. Hij heeft een olijfbruine rug, een witte buik en een grijze borst met strepen. Het mannetje heeft een blauwgrijze kop en nek, terwijl het vrouwtje een meer bruine tint heeft. De grasmus heeft een spitse snavel en relatief lange poten. Grasmussen leven voornamelijk in struiken, heggen en bosranden en voeden zich met insecten zoals vlinders, motten, kevers en vliegen. Ze zoeken hun voedsel vaak op de grond of tussen struiken en zijn ook te vinden in agrarisch gebied zoals wijngaarden en fruitboomgaarden. Ze bouwen hun nesten in dichte struiken en heggen en maken een compacte constructie van gras, mos en takjes. Meestal bevat het nest vier tot zes eieren, die beide ouders uitbroeden en voeden met insecten. Grasmussen hebben een kenmerkende zang die bestaat uit een serie hoge, trillende noten die snel achter elkaar worden gezongen. De zang is vooral te horen in het voorjaar. Grasmussen komen veel voor in de omgeving van de Poldervaart en Prinses Beatrixpark.