04 augustus, 2016

Pimpelmees

Als ze zeldzaam zouden zijn dan zouden we ons verbazen om hun uiterlijk!! De Pimpelmees is een verkleinde uitgave van de Koolmees. Het mannetje en vrouwtje zijn zo goed als gelijk en hebben beide een blauwe kruin met witte begrenzing. De bovenzijde is groenachtig en de onderzijde geel zonder zwarte streep. De Pimpelmees heeft blauwe vleugels met een witte vleugelstreep. De zang is gevarieerd waarbij de geluiden fijner en minder krachtig zijn dan bij de Koolmees. Hij roept onder andere 'pietie-tsèh' of 'siesie-duuduu'. Bij opwinding is er sprake van een scheldend 'terrret-tetetet'. De zang die begint vanaf februari is een helderder: 'tie-tie-tie-tuuhuuhuuhuuhuu'.Hij is een is stuk bescheidener dan de Koolmees maar ook behendiger en misschien wel slimmer. Ook op bijna onbereikbare plekjes is hij toch in staat zijn voedsel te bemachtigen. De Pimpelmees is zeer talrijk en wijdverspreid. Hij broedt in loofbossen, gemengde bossen, bosschages, heggen, parken en tuinen met bomen. Het is grotendeels een standvogel. Hij nestelt in boomolen, gaten in muren en nestkasten. Soms wordt er op ongewone plaatsen genesteld zoals in brievenbussen. In het voorjaar worden nectar en stuifmeel van bloesems gegeten, in de zomer vooral kleine insecten en insectenlarven. In de winter eet hij ook kleine zaden.

Koolmees

De Koolmees is kleiner dan de Huismus en heeft een opvallende zwarte kop met een witte wang, zijn rug is groenachtig en hij heeft blauwgrijze vleugels met een witte vleugelstreep. De onderzijde is geel met een zwarte lengtestreep in het midden die is bij het mannetje breder is dan bij het vrouwtje. Ze zijn zeer algemeen. Hij broedt in bossen, bosschages, heggen, parken en tuinen en is standvogel. In de zomer eten koolmezen insecten en insectenlarven. Na de broedtijd ook zaden. De zang, die je al kan horen vanaf de   winter, is veelzijdig en gevarieerd. Ze herkennen zelfs elkaars zang.Met enige oefening is het mogelijk om de zang van individuele vogels te herkennen. Hij roept onder andere 'pienk pienk', twee-lettergrepig 'sie twiet' of scheldend 'tsjè tsjè tsjè'. Ze maken graag gebruik van nestkasten met een invliegopening van 30 tot 32 mm. Koolmezen vullen het nest aan met onder andere mos, droog gras, haar, wol en veren. Uit onderzoek is gebleken dat mezen die in tuinen leven een paar weken eerder hun eieren leggen dan hun soortgenoten in het bos.