04 augustus, 2016

Roodborst


Als ik ’s morgens vroeg in het donker de deur uit ga, dan hoor ik dikwijls een Roodborstje zingen. Het is een genot om naar de prachtige “parelende” zang te luisteren. Ook in de wintermaanden zingt het Roodborstje gewoon door, zelfs de vrouwtjes zingen nu ook hun deuntje mee terwijl dit normaal gesproken een verworvenheid is van de mannetjes. Roodborstjes zingen om hun territorium af te bakenen en laten hiermee weten; let op, hier ben ik de baas! Andere Roodborstjes worden er op deze manier van weerhouden ook hun graantje mee te pikken. Het is puur eigenbelang het territorium alleen voor zichzelf te houden en is gericht op overleven in de winter. Het gebied wordt fel verdedigd tegen rivalen. Hierbij wordt de rode borst getoond om te imponeren en als dat niet helpt dan wordt er zelfs geweld toegepast! Opmerkelijk is dat het Roodborstje in de winter in uw tuin een ander is dan die normaal gesproken in de zomer in uw tuin verblijft. Onze “eigen” Roodborstjes overwinteren in Frankrijk en Spanje en zoeken een warmer klimaat op. Roodborstjes uit de Scandinavische landen trekken weer naar onze omgeving om hier en in de ons omringende landen te overwinteren. Ook voor hen is er het relatief zachtere klimaat dan in hun geboorteland. Deze trekgegevens worden ontleend aan ringonderzoek. Hieruit is ook gebleken dat Roodborstjes elk jaar weer opnieuw in hun eigen gebiedje opduiken om te overwinteren. Dan weet u nu dat uw “eigen” Roodborstje, eigenlijk twee individuen zijn…Roodborsten zijn omnivoren en eten van alles; van fruit tot spinnen en insecten.

Bonte vliegenvanger

Enkele decennia geleden werd de bonte vliegenvanger zelden gezien in Nederland. Tegenwoordig is hij algemener na een sterke opmars vanuit Centraal Europa. Bijna alle bonte vliegenvangers broeden in nestkasten, enkele in boomholtes. Hij komt vooral voor in de oostelijke helft van het land (Veluwe, Drents Plateau). Vanaf een zitpost maken ze korte vluchten achter vliegende insecten aan, en vangen deze in volle vlucht.
De keel en buik van het mannetje van de noordelijke populaties zijn helder wit van kleur evenals de witte vleugelvlek en een kleine dubbele witte vlek boven de snavel. De rest van het verenkleed is zwart in prachtkleed, of meer bruingrijs. Het mannetje is donkerder van kleur dan het vrouwtje dat meer bruin is. Maar in Nederland zijn de mannetjes niet zwart maar bruin en soms moeilijk van vrouwtjes te onderscheiden.
Broedt vanaf eind april - juni. Heeft 1 legsel per jaar met meestal 6-7 eieren. Ze broeden vaak in nestkasten, maar ook wel in boomholten. Broedduur 12-17 dagen. Na 16 dagen vliegen de jongen uit. Dan blijven de vogels met elkaar nog zo'n ca. 8 dagen in omgeving van het nest, om daarna de broedplaats meestal te verlaten.
Deze soort wordt vooral aangetroffen in half open loof- en gemengde bossen met een gevarieerde structuur. Het meest in het oosten van Nederland.
Het voedsel bestaat uit insecten zoals vliegen, muggen, vlinders en libellen, maar ook oorwurmen en sprinkhanen. Vanaf een zitpost maken bonte vliegenvangers korte vluchten achter vliegende insecten aan, en vangen deze in volle vlucht. 
Nederlandse' bonte vliegenvangers trekken in zuidelijke tot zuidwestelijke richting weg. Daarbij doorkruisen ze Frankrijk en het Iberisch Schiereiland. Ze trekken 's nachts. Maar er wordt ook overdag gevlogen als ze dwars door de Sahara vliegen in 40-60 uur, naar tropisch West-Afrika, hun overwinteringskwartier. Deze najaarstrek vindt plaats vanaf eind juli tot half oktober. In die periode trekken ook Scandinavische vogels door Nederland. De voorjaarstrek weer onze kant op vindt plaats vanaf half april tot begin juni.

Tekst ontleend aan Vogelbescherming.nl

Zanglijster

De Zanglijster heeft een goede schutkleur, zeker als je hem op de rug ziet. Aan de voorkant heeft hij een lichte borst met zwarte stippels. De manier van voortbewegen is heel karakteristiek. Stukjes rennen, dan weer stilstaan en luisteren en dan weer stukjes hippen. Het eerste wat opvalt aan de Zanglijster is zijn zeer verdragende zang. Vroeg in het voorjaar, soms al in januari begint hij te zingen en zijn territorium af te bakenen. claimen. Liefst op het hoogste puntje van een boom, zodat de zang heel ver te horen is. Hij heeft een zeer  gevarieerde zang en kan ook erg goed imiteren. Hij heeft verschillende vogels op zijn repertoire staan. De klanken die hij uitstoot herhaalt hij vaak drie of vier keer en er zitten veel ie-klanken in. Ze komen voor in  bossen, parken en tuinen. Zijn voedsel  bestaat uit wormen, duizendpoten, keverlarven, rupsen, bessen, zaden en fruit. Als de voedselvoorraad op begint te raken, schakelt hij over op slakken.

Merel

De volwassen mannelijke Merel heeft een zwart verenkleed, een gele snavel en een oogring. Het vrouwtje is donkerbruin en haar keel en borst zijn iets lichter. Het juveniel lijkt op het vrouwtje maar heeft veel vlekken op het lichaam en vleugeldekveren. De Merel was vroeger een echte schuwe bosvogel maar voelt zich nu helemaal thuis in uw tuin. Regenwormen, slakken, en insecten zijn het hoofdvoedsel en vanaf de late zomer worden er ook bessen en vlezige vruchten gegeten. Gelukkig eten ze ook fruit waar u ze mee kunt lokken. Een Merelnest  in uw tuin is natuurlijk een prachtig item om te volgen als tenminste een Ekster er geen einde aan maakt. Gelukkig hebben ze meerdere broedsels per jaar om de verliezen weer goed te maken. De Merel kent vele verschillende roepen.

Kauw

De kauw is een zwarte middelgrote vogel, met een grijs achterhoofd, hals en buik en de ogen zijn   lichtgrijs. Vergeleken met andere kraaiachtigen heeft de Kauw een korte kleine snavel. Ze lopen parmantig rechtop. Het is een intelligente en sociale vogel. In de herfst vormen ze grote groepen en slapen gezamenlijk in bossen of stadsparken. Het zijn uitstekende vliegers, die ook vaak samen met   andere kraaiachtige worden gezien. Ze leven vaak in de nabijheid van mensen. De Kauw is een alleseter en eet zaden, vruchten, insecten, aas, maar ook  kuikens en eieren van andere vogels. Deze   holenbroeder broedt in schoorsteenpijpen, luchtkanalen, boomholten, nestkasten, nissen van kerktorens ook worden verlaten nesten van andere vogels gebruikt. Ze verstoppen nog al eens rookkanalen met hun nestmateriaal en zijn daarom soms minder geliefd. Als het nest jaren achtereen wordt gebruikt, ontstaat een  grote opeenhoping van nestmateriaal. Het vrouwtje broedt de drie tot zeven eieren uit in 17 - 18 dagen en wordt in die tijd door het mannetje gevoerd. Na ongeveer een maand kunnen de kuikens uitvliegen. Een broedkolonie kan wel uit honderden paren bestaan. Ze kunnen behoorlijk huishouden op de voedertafel en zijn echte alleseters. Vetbollen worden snel met grote happen opgegeten. Het beste is dit te voorkomen door de vetbollen in een netje aan te bieden aan een dunne tak die alleen voor mezen geschikt is. Kauwtjes missen de acrobatiek van de Koolmees en Pimpelmees en kunnen niet balanceren op hun kop aan een vetbol.

Gaai

Grote vogel met een prachtig verenkleed. De boven- en onderdelen zijn roze bruin. De vleugels zijn zwart met opvallende blauwe en zwarte handdekveren, die goed te zien zijn in vlucht en zit. Hij heeft een zwarte staart en een opvallend witte stuit. De kruin is gestreept, de keel wit en hij heeft een zwarte snorstreep. De Gaai wordt vaak met zijn krijsende "krèh" contactroep in verband gebracht. Dit doet de vogel echter tekort. De Gaai is een zeer goede imitator en kan zonder probleem een havik of buizerd nadoen. Zijn zang is mooi prevelend en wordt niet vaak gehoord. Hij bewoond loof- en naaldbos, bosschages en parken en tuinen. Zijn voedsel bestaat uit noten, zaden, wormen, rupsen, eikels, insecten, bessen, eieren en jonge vogels.