04 augustus, 2016

Zwartkop

De Zwartkop komt  alleen in de zomermaanden voor in onze tuinen. Als insecteneter moet hij noodzakelijkerwijs wel overwinteren in zuid Europa. Het volwassen    mannetje van de Zwartkop heeft een glanzend zwarte kruin die reikt tot ooghoogte. Het vrouwtje heeft een roodbruine kruin. Mannetje en vrouwtje zijn bij deze vogelsoort dus goed van elkaar te onderscheiden.    Verder heeft de Zwartkop een grijze rug, witachtige borst en buik. Hij komt half april terug en is dan overal volop te horen. De Zwartkop is een talrijke broedvogel die sporadisch in Nederland overwinterd. De Zwartkop heeft een zeer melodieuze zang, die veel op de zang van de Tuinfluiter lijkt. De zang van de Zwartkop houdt minder lang aan dan die van de Tuinfluiter. Hij geeft er de voorkeur aan om zijn zang te laten horen vanuit de dekking van het struikgewas en kan ook andere vogels imiteren. De Zwartkop houdt van schaduwrijk bebost gebied en ook van parken en tuinen met veel  ondergroei. Zijn voedsel bestaat in de zomer uit insecten. in de winter kan hij ook op de voedertafel  komen. Hij is schakelt dan over van insecten naar plantaardig voedsel,   vooral bessen. In de herfst eten Zwartkoppen veel bramen en vlierbessen. Ze bevatten veel suikers die weer omgezet worden in vetten die ze nodig hebben als reserveopslag bij de trek. Ze overwinteren rond de Middellandse zee en in West Afrika. Ze broeden half mei. Ze maken een stevig  gevlochten kom van fijne twijgjes en worteltjes en bekleden het nest met mos en dons. Zowel het mannetje als het vrouwtje bouwen aan het nest. Beide ouders broeden de 4 tot 6 eieren uit. De jongen zijn kale nestblijvers die ook door beide ouders verzorgd worden.

TjifTjaf

De Tjiftjaf lijkt sprekend op de Fitis, maar heeft zwarte pootjes. Hoewel Tjiftjaf op de Fitis lijkt, is de zang en de roep erg verschillend. De Tjiftjaf roept zijn eigen naam tjif-tjif-tjaf . De tjif zingt hij hoog en de tjaf zingt hij laag. Hij herhaalt dit eindeloos. Tussendoor is vaak een zacht prr-prr te horen. De roep, klinkt als een eenlettergrepig wiet (de fitis heeft een tweelettergrepige roep hu-iet). Het is de eerste zomervogel die half maart terug komt uit zijn overwinteringsgebied. Als hij eenmaal terug is begint hij onmiddellijk te zingen om zijn territorium af te bakenen. De mannetjes keren eerder terug dan de vrouwtjes. Pas in augustus en september, als ze gaan ruien, wordt het stiller. Soms hoor je in oktober ook nog Tjiftjaffen zingen. De Tjiftjaf broedt in verschillende types loofbos, gemengd bos, parken en tuinen. Het nest, dat bekleed wordt met veertjes, wordt gebouwd door het vrouwtje. Ze hebben één of twee broedsels per jaar en ze legt per broedsel 4 tot 9 eieren. Het vrouwtje broedt de eieren uit. De jongen worden door beide ouders gevoerd. Het voedsel bestaat uit insecten en hun larven die van de bladeren van bomen en struiken verzameld worden. In de wintermaanden trekken ze naar landen rond de Middellandse zee om daar te overwinteren. Hoewel een enkeling ook wel onze winter probeert te doorstaan. Omdat het echte insecteneters zijn valt dat in de winter niet mee!

Goudhaan

De Goudhaan is de kleinste vogel die in Nederland voorkomt. Hij heeft de helft van het gewicht van een Pimpelmees! Het zijn wintergasten die elk najaar met miljoenen tegelijk naar ons land komen. Voornamelijk uit Scandinavië en Finland. Ze broeden ook bij ons. Ze zijn makkelijk te herkennen aan de goudkleurige kopveertjes. Ze maken een compacte ronde indruk. Ze zijn moeilijk in de kijker te krijgen, omdat ze meestal rusteloos heen en weer vliegen van tak naar tak, op zoek naar insecten. De Goudhaan zingt vaak als hij rusteloos door de boomkruinen wipt op zoek naar insecten. Als je ouder wordt zal het steeds moeilijker worden het geluid waar te nemen, omdat hij zacht en hoog zingt. Hij broedt in naaldbossen, gemengde bossen en coniferen met een voorkeur voor sparren. Hij leeft voornamelijk in de toppen van de bomen. Het voedsel bestaat uit springstaarten en in de broedtijd ook rupsen, spinnen, bladluizen en vliegen. De Goudhaantjes leven altijd in groepen. Ze moeten zeker ´s winters de hele dag door eten, want als ze een paar uur niet gegeten hebben gaan ze al dood. Strenge winters eisen veel levens, maar de hoge productiviteit compenseert dat weer. Het bolvormige nest wordt meestal in een naaldboom gemaakt en is gemaakt van spinrag, haar, mos en korstmos. Het is diep, dicht, dikwandig en komvormig. Het hangt aan het einde van een tak en is prachtig geweven. Alleen het vrouwtje broedt de 7 tot 10 eieren uit. Na twee weken zijn de jongen vlieg vlug. Ze hebben dan nog geen gele of oranje kruin.