04 augustus, 2016

Heggenmus

De Heggenmus is een echt kbv-tje  (een klein bruin vogeltje). Kijk je wat beter dan zie je dat het eigenlijk een heel mooi vogeltje is. Ze lijken oppervlakkig gezien op een Huismus maar de vogel heeft een fijnere snavel. Hieraan kan je zien dat het een insecteneter is. De kop en borst zijn loodgrijs. De broedbiologie is heel   interessant. Het vrouwtje en dus ook de mannetjes gaan nogal eens vreemd. Meestal heeft het vrouwtje twee mannetjes die ook nog samen voor het broedsel zorgen. De zang is helder en wordt heel snel kwetterend gezongen. Ze beginnen daar al heel snel mee. Eind februari zijn de eerste al te horen. Dit doet hij vanaf een hoge zangpost, het topje van een struik of boom of van een dak. Hij is dan ook een van de  eerste zangers, samen met de mezen en de  boomkruiper. Het geeft je altijd weer het gevoel dat de lente weer in aantocht is. Ondanks zijn vroege zang broedt hij pas half april omdat hij zijn territorium wil  afbakenen. Ze komen voor in naald- en gemengde  bossen met veel ondergroei. Ook zijn ze veel te vinden in   parken en tuinen en open terreinen met heggen en struiken. Hij nestelt in dicht struikgewas of onderin een conifeer. Het vrouwtje legt dan 4 a 5 blauwe eieren. In de wintermaanden nemen ze genoegen met de restjes die van de voedertafel of van de vetbollen afvallen.

Zwartkop

De Zwartkop komt  alleen in de zomermaanden voor in onze tuinen. Als insecteneter moet hij noodzakelijkerwijs wel overwinteren in zuid Europa. Het volwassen    mannetje van de Zwartkop heeft een glanzend zwarte kruin die reikt tot ooghoogte. Het vrouwtje heeft een roodbruine kruin. Mannetje en vrouwtje zijn bij deze vogelsoort dus goed van elkaar te onderscheiden.    Verder heeft de Zwartkop een grijze rug, witachtige borst en buik. Hij komt half april terug en is dan overal volop te horen. De Zwartkop is een talrijke broedvogel die sporadisch in Nederland overwinterd. De Zwartkop heeft een zeer melodieuze zang, die veel op de zang van de Tuinfluiter lijkt. De zang van de Zwartkop houdt minder lang aan dan die van de Tuinfluiter. Hij geeft er de voorkeur aan om zijn zang te laten horen vanuit de dekking van het struikgewas en kan ook andere vogels imiteren. De Zwartkop houdt van schaduwrijk bebost gebied en ook van parken en tuinen met veel  ondergroei. Zijn voedsel bestaat in de zomer uit insecten. in de winter kan hij ook op de voedertafel  komen. Hij is schakelt dan over van insecten naar plantaardig voedsel,   vooral bessen. In de herfst eten Zwartkoppen veel bramen en vlierbessen. Ze bevatten veel suikers die weer omgezet worden in vetten die ze nodig hebben als reserveopslag bij de trek. Ze overwinteren rond de Middellandse zee en in West Afrika. Ze broeden half mei. Ze maken een stevig  gevlochten kom van fijne twijgjes en worteltjes en bekleden het nest met mos en dons. Zowel het mannetje als het vrouwtje bouwen aan het nest. Beide ouders broeden de 4 tot 6 eieren uit. De jongen zijn kale nestblijvers die ook door beide ouders verzorgd worden.

TjifTjaf

De Tjiftjaf lijkt sprekend op de Fitis, maar heeft zwarte pootjes. Hoewel Tjiftjaf op de Fitis lijkt, is de zang en de roep erg verschillend. De Tjiftjaf roept zijn eigen naam tjif-tjif-tjaf . De tjif zingt hij hoog en de tjaf zingt hij laag. Hij herhaalt dit eindeloos. Tussendoor is vaak een zacht prr-prr te horen. De roep, klinkt als een eenlettergrepig wiet (de fitis heeft een tweelettergrepige roep hu-iet). Het is de eerste zomervogel die half maart terug komt uit zijn overwinteringsgebied. Als hij eenmaal terug is begint hij onmiddellijk te zingen om zijn territorium af te bakenen. De mannetjes keren eerder terug dan de vrouwtjes. Pas in augustus en september, als ze gaan ruien, wordt het stiller. Soms hoor je in oktober ook nog Tjiftjaffen zingen. De Tjiftjaf broedt in verschillende types loofbos, gemengd bos, parken en tuinen. Het nest, dat bekleed wordt met veertjes, wordt gebouwd door het vrouwtje. Ze hebben één of twee broedsels per jaar en ze legt per broedsel 4 tot 9 eieren. Het vrouwtje broedt de eieren uit. De jongen worden door beide ouders gevoerd. Het voedsel bestaat uit insecten en hun larven die van de bladeren van bomen en struiken verzameld worden. In de wintermaanden trekken ze naar landen rond de Middellandse zee om daar te overwinteren. Hoewel een enkeling ook wel onze winter probeert te doorstaan. Omdat het echte insecteneters zijn valt dat in de winter niet mee!