De Putter is een slanke vink-achtige, maar kleiner dan de Huismus. De Putter heeft een bont verenkleed. In de vlucht is er sprake van een opvallende, brede gele vleugelstreep. Hij heeft een zwart-witte kop met een rood gezicht. De Putter roept een kenmerkend klingelend 'stiegliet-tiegeliet'. Ook is er sprake van een krassende 'giezz'. De putter heeft een snel voorgedragen, niet luide, kwetterende zang vermengd met kenmerkende roeptonen. De vogels trekken, behalve in de broedtijd, in groepjes met elkaar op. De Putter broedt in lichte bossen, bosschages, boomgaarden, dorpstuinen en buitenwijken van steden. Na de broedtijd zijn ze ook te vinden in groepen op zaaddragende struiken en distels in wegbermen en braakliggende terreinen. De Putter eet zaden van allerlei planten. Vooral distelzaden spelen een belangrijke rol. Tijdens de broedtijd worden er ook insecten gegeten, met name bladluizen. Gelukkig komen ze steeds vaker op de voedertafel en kunnen we optimaal genieten van hun kleurenpracht.
