De Gewone zeehond (Phoca vitulina) is een zeeroofdier uit de familie der zeehonden (Phocidae). De vachtkleur varieert van grijs tot donkerbruin of zelfs zwart. Meestal hebben de dieren donkere vlekken. De kop is afgerond en klein in verhouding tot het lichaam. De gesloten neusgaten lopen in een V-vorm. Gewone zeehonden worden 120 tot 195 centimeter lang en 45 tot 130 kilogram zwaar. Vrouwtjes zijn meestal iets kleiner dan mannetjes. Vrouwtjes worden meestal 120 tot 156 centimeter lang, mannetjes 130 tot 195 cm. Mannetjes hebben regelmatig vele littekens op de nek. Vrouwtjes kunnen littekens hebben op de hals. Deze littekens zijn veroorzaakt door mannetjes, die tijdens het paren in de hals van het vrouwtje bijt.
Zeehonden lijken honkvast te zijn en keren meestal terug naar dezelfde rustplaats. Sommige dieren zijn echter zwervers, en kunnen voor een langere periode wegblijven. De activiteitsperiode wordt bepaald door de getijden: bij vloed wordt er gejaagd, bij eb, wanneer zandbanken en rotseilandjes droog komen te liggen, wordt er gerust. In gebieden waar rustgebieden ook bij vloed droog blijven, zijn zeehonden dagdieren, die 's nachts op de rustplaatsen verblijven. De zeehonden rusten vaak in grote gemengde groepen, die uit tot wel 1.000 dieren kunnen bestaan. In het water zijn ze vaak echter alleen.
Mannetjes worden maximaal 26 jaar oud, vrouwtjes 32 jaar. De belangrijkste natuurlijke vijanden zijn haaien en de orka.
Zeehonden voeden zich voornamelijk met vis, maar ook met kreeftachtigen, inktvissen en wulken. Vooral haring en kabeljauwachtigen zijn belangrijke prooidieren. In de Nederlandse wateren is bot de belangrijkste voedselbron. Grotere vissen eten ze aan het wateroppervlak, kleinere vissen worden tijdens het jagen onder water opgegeten. Jonge zeehonden eten op de bodem levende kreeftachtigen, tot op een leeftijd van 3 maanden. Zeehonden hebben de neiging om zich per seizoen op slechts één soort vis te richten. Met het voedsel krijgen ze het meeste vocht binnen, en de gewone zeehond drinkt geen zeewater.
De paartijd valt in juli en begin augustus. De balts en de paring vinden plaats in het water. Door een verlengde draagtijd komt de embryo pas tot ontwikkeling in november of december, ongeveer anderhalf tot drie maanden na de paring. De eigenlijke draagtijd duurt 8 maanden. In juni of juli worden de jongen geworpen.
In voorjaar en zomer werpen de wijfjes één jong, soms een tweeling op de zandplaten of op rotsen. Met de daaropvolgende vloed zwemmen ze al met de moeder mee. De jongen hebben net als de jongen van andere zeehondensoorten een witte wollige vacht, maar verliezen deze meestal al voor de geboorte, waardoor ze met hun volwassen vacht worden geboren. Zeehonden zijn bij de geboorte tussen de 70 en de 95 centimeter lang en 9 tot 11 kilogram zwaar.
Vrouwtjes beschermen de jongen tegen vijanden. Bij groot gevaar duikt de moeder met het jong in de bek het water in, waarbij ze vaak ook onderduikt. Ze zoogt het jong iedere drie à vier uur. De zoogtijd duurt net zolang totdat het gewicht twee keer zoveel is als het geboortegewicht. Dit duurt meestal tussen de twee en de zes weken. Na de zoogtijd verlaat de moeder het jong, waarna het voor zichzelf moet zorgen.
Het mannetje is na 3 tot 5 jaar geslachtsrijp, het vrouwtje na 2 tot 4 jaar.
Vroeger waren zeehonden zo algemeen in de Waddenzee dat er op gejaagd werd. Aan het eind van de twintigste eeuw werden er echter nog slechts een duizendtal geteld. Een goede bescherming resulteerde in een toename en in 2001 telde men er weer ruim 3500. Waarschijnlijk was de teruggang te wijten aan watervervuiling of te veel zware metalen en/of chloorkoolwaterstoffen in hun dagelijks voedsel, de vis. Het is ook mogelijk dat de verstoring door te veel recreatie een rol heeft gespeeld. Een belangrijke doodsoorzaak was een epidemie van het Phocine distemper virus in 1988, waaraan ongeveer zestig procent van de totale populatie in Noordwest-Europa stierf. De toename doet vermoeden dat de maatregelen hun vruchten beginnen af te werpen. Behalve in Nederland zijn de dieren ook volledig beschermd in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Denemarken en Zweden.
Huilers, door hun moeder verlaten jonge zeehonden, worden in Nederland opgevangen in zeehondencrèches in Ecomare (Texel) en Pieterburen (provincie Groningen).
Behalve in de Waddenzee komen de zeehonden ook voor in Zeeland, vooral in de Oosterschelde. Deze populatie is veel minder talrijk dan die uit de Waddenzee en bestaat uit ongeveer 200 exemplaren.
Bovenstaande gegevens zijn ontleend en overgenomen van Wikepedia.
Zelf heb ik de Gewone zeehond waargenomen aan de Zeeuwse Kust bij de Brouwersdam, bij Helgoland in Duitsland op het eiland Dune en bij de Farne Islands in Engeland. Bijgaande foto's zijn genomen op 26 oktober 2011 bij het strand van IJmuiden. Daar troffen wij deze jonge zeehond aan op het strand. Wij waren er niet zeker van of het dier in goedse conditie was en hebben toen de dierenambulance gebeld die weer contact op heeft genomen met Ecomare. Hopelijk is het allemaal nog goed gekomen met deze jonge zeehond.
Bijgaande foto is genomen op het eiland Dune bij Helgoland. Hier de Gewone zeehond te midden van een grote groep Grijze Zeehonden.
De Grijze zeehond of Kegelrob (Halichoerus grypus) is een zeeroofdier uit de familie van de zeehonden (Phocidae). Het is na de gewone zeehond de meest algemene zeehond in de Nederlandse wateren. De dieren zijn van andere zeehonden te onderscheiden door hun rechte snuit. De soortnaam grypus betekent dan ook "haakneus". Grijze zeehonden zijn over het algemeen ook een stuk groter dan gewone zeehonden, en de grootste soort uit de onderfamilie Phocidae. Het is de enige soort uit het geslacht Halichoerus, wat letterlijk "zeezwijn" betekent.
De snuit loopt in één rechte lijn met het voorhoofd. De snuit van het mannetje is veel langer en breder dan die van het vrouwtje. De kleur varieert van grijs tot donkerbruin tot zwart, maar grijs is de overheersende kleur. Vrouwtjes zijn meestal lichter van kleur dan mannetjes. Mannetjes zijn over het algemeen donkergrijs met lichtere vlekken, vrouwtjes zijn meestal lichter grijs met donkere vlekken. Verder is het mannetje steviger gebouwd en heeft een grotere, bredere kop. Ook heeft hij drie à vier duidelijk zichtbare rimpels rond de nek. De neusgaten zijn duidelijk gescheiden, in tegenstelling tot de gewone zeehond.
De grijze zeehond wordt 165 tot 330 centimeter lang en 105 tot 350 kilogram zwaar. Vrouwtjes zijn een stuk kleiner dan mannetjes. Mannetjes worden 195 tot 330 centimeter lang en gemiddeld 170 tot 350 kilogram zwaar, vrouwtjes slechts 165 tot 250 centimeter lang en 105 tot 220 kilogram zwaar. Dankzij een dikke speklaag is de grijze zeehond goed beschermd tegen het koude zeewater.
De grijze zeehond rust bij eb en bij zonsopgang op rotsen en zandbanken, die bij eb droogvallen.
Grijze zeehonden eten voornamelijk vis als zalm, kabeljauw, schelvis, koolvis, zandspiering en platvissen, en schaal- en weekdieren. Ze eten soms inktvis en een enkele keer zelfs vogels. Gemiddeld eet een grijze zeehond 5,7 kilogram per dag, maar de dieren kunnen langere tijd zonder voedsel.
De grijze zeehond heeft een goed ontwikkeld zicht- en reukvermogen, waarmee ze hun prooidieren opsporen. Het dier kan tijdens het jagen tochten maken van wel honderd kilometer. Ze duiken meestal tot op een diepte van 25 meter, maar er zijn ook duiken waargenomen van wel 100 meter diep.
De werptijd verschilt per regio. De grijze zeehonden van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan werpen tussen september en december, met een geboortepiek in oktober. De zeehonden in de Noordwestelijke Atlantische Oceaan werpen voornamelijk in januari of februari. De paartijd volgt ongeveer drie weken na de werptijd.
In de paartijd vasten de dieren. Een mannetje eet dan zes weken lang niets. De dieren trekken naar vaste voortplantingsgebieden. Vrouwtjes zijn trouw aan hun voortplantingsgebied en keren ieder jaar terug naar dezelfde plek. Hier verzamelen de vrouwtjes zich in kolonies, die kunnen bestaan uit vijftig tot wel zeventigduizend vrouwtjes. Mannetjes houden een harem bij van vrouwtjes die (bijna) in oestrus zijn. Op land verdedigen de mannetjes hun harem tegen andere mannetjes. Als een vrouwtje in oestrus is, zal het mannetje haar geregeld dekken of aandacht schenken. Zo voorkomt hij dat andere mannetjes de kans krijgen om met het vrouwtje te paren. De paring vindt zowel op het land als in het water plaats, en duurt 15 tot 45 minuten. Dominante mannetjes hebben meestal het alleenrecht op paren, en kunnen andere mannetjes beletten te paren of zelfs uit de kolonie verjagen.
De totale draagtijd is 11,5 maanden. De eigenlijke draagtijd duurt echter 8,5 maand, maar de embryo komt de eerste twaalf weken niet tot ontwikkeling (verlengde draagtijd).
Per worp krijgt het vrouwtje één jong. Jongen worden geboren op afgelegen stranden, onbewoonde eilanden, op pakijs en in grotten, boven de vloedlijn, in de kolonie. In noordelijke gebieden, als de Oostzee en rond Groenland, worden de jongen ook op het pakijs geboren. Vrouwtjes met jongen zijn zeer agressief tegen andere zeehonden. Vrouwtjes zonder jongen sluiten zich ook aan bij deze kolonies.
Bij de geboorte is het jong 90 tot 105 centimeter lang en 11 tot 20 (gemiddeld 14,5) kilogram zwaar. Het heeft bij de geboorte een wollige witte vacht. Deze verliest hij na 2 tot 3 weken. Het vrouwtje zoogt het jong om de vijf à zes uur. Door de vette melk komt het jong per dag 1,5 tot bijna 2 kilogram aan. De totale zoogtijd duurt 16 tot 21 dagen, waarna de moeder het jong verlaat. Pas als de jongen 30 tot 35 dagen oud zijn, gaan ze zelf voor voedsel zoeken.
Vrouwtjes zijn na 4 tot 5 jaar geslachtsrijp, mannetjes na 6 jaar. Mannetjes zullen echter meestal pas voor het eerst paren als ze 8 tot 10 jaar oud zijn.
Mannetjes worden maximaal 30 jaar oud, vrouwtjes meer dan 45 jaar.
Grijze zeehonden leven langs de kusten in gematigde en koudere delen van de Noordelijke Atlantische Oceaan. Ze komen voornamelijk rond Newfoundland, Zuid-Groenland, IJsland, Noorwegen, de Britse Eilanden, Bretagne en de Oostzee. Ook in de Waddenzee komen ze voor. Ze komen voornamelijk voor op rotskusten en bij zeekliffen. Ook worden ze waargenomen op zandbanken, bij riviermondingen en op zandstranden.
In Nederland is de grijze zeehond niet zo talrijk als de gewone zeehond. Het dieren geeft de voorkeur aan rotsige kusten bij open zee. Sinds de jaren 80 komt in de Waddenzee echter weer een kleine populatie voor. Op de Richel, een zandplaat tussen Vlieland en Terschelling, bevindt zich een populatie van ongeveer 1000 dieren. De grijze zeehond wordt ook waargenomen op de Zeeuwse zoute wateren, waaronder de Voordelta, de Oosterschelde, de monding van de Westerschelde en het Grevelingenmeer, en hij is daar tegenwoordig zo vertrouwd dat hij er zich de laatste jaren zelfs voortplant.
Bovenstaande gegevens zijn ontleend en overgenomen van Wikepedia.
Zelf heb ik de Grijze zeehond waargenomen aan de Zeeuwse Kust bij de Brouwersdam, bij Helgoland in Duitsland op het eiland Dune en bij de Farne Islands in Engeland.
De eerste vijf foto's zijn gemaakt bij de Brouwersdam. Vooral bij het sluizencomplex zowel aan de buitenzijde als binnenzijde van de dam zijn de Grijze zeehonden vaak goed te zien.
Ook onderweg varend naar de Farne Islands zijn er veel Grijze zeehonden te zien die op de rotseilandtjes uitrusten.
Op het eiland Dune bij helgoland is er een flinke populatie Grijze Zeehonden te zien die zich goed laat benaderen.
Alvast weer bedankt voor het bezoek aan dit Blog.