01 september, 2024

Grauwe Gans  Anser anser

De Grauwe Gans is een grote gans die overwegend grijsbruin van kleur is, met witte en donkere accenten op de vleugels en de staart. Ze hebben een lange, slanke hals en een afgeplatte snavel die perfect is aangepast om gras en andere planten te eten. De grootte van de grauwe gans kan variëren afhankelijk van het geslacht en de leeftijd. Volwassen mannetjes zijn doorgaans groter dan vrouwtjes. De Grauwe Gans komt voor in grote delen van Europa en is een trekvogel die migratie over lange afstanden onderneemt tussen hun broedgebieden in het noorden en winterverblijven in het zuiden. Tijdens de migratie kunnen ze grote afstanden afleggen. Deze gans is een sociaal dier en leeft in grote groepen. Ze voeden zich voornamelijk met gras, bladeren en scheuten van verschillende planten. Grauwe Ganzen zijn een belangrijke prooi voor roofdieren zoals vossen en arenden, maar hebben normaal gesproken weinig andere natuurlijke vijanden. De Grauwe Gans heeft in sommige regio's een economische en culturele waarde. Hun vlees, eieren en veren worden vaak gebruikt in voedsel en handwerk. In sommige gebieden worden Grauwe Ganzen ook als een plaag beschouwd vanwege hun overmatige graasgedrag en de schade die ze kunnen veroorzaken aan landbouwgewassen. Bij de Poldervaart en omgeving in grote aantallen te vinden.







Beflijster  Turdus torquatus

De beflijster is een zeldzame trekvogel die sterk op een merel lijkt, maar zich onderscheidt door een witte borstband. Deze vogels broeden voornamelijk in Scandinavië, Schotland, Wales en berggebieden in Zuid- en Centraal-Europa. De beste kans om een beflijster te zien is tijdens de voorjaarstrek, wanneer honderden vogels zich verzamelen op de Waddeneilanden en andere delen van het land, meestal in kleine groepjes. Beflijsters worden vaak gezien in het gezelschap van andere trekvogels, zoals koperwieken en kramsvogels. Beflijsters hebben een zwart verenkleed met een opvallende witte halvemaanvormige band op de borst. De vleugelveren hebben lichte randen, waardoor ze in vlucht een lichtere uitstraling hebben dan merels. Onvolwassen vogels hebben een minder duidelijke witte borstband. Mannetjes en vrouwtjes lijken sterk op elkaar, maar mannetjes zijn over het algemeen wat zwarter en de witte borstband is bij hen duidelijker zichtbaar. Bij mannetjes in hun eerste winter en bij vrouwtjes is de witte borstband nauwelijks zichtbaar. De snavel van volwassen beflijsters is geel met een donkere punt. In tegenstelling tot volwassen merels hebben ze geen gele oogring. Alleen als doortrekker te zien in de omgeving van de Poldervaart en Prinses beatrixpark.




 


Grote Canadese Gans  Branta canadensis 

De Grote Canadese gans is een veelvoorkomende wilde gans die inheems is in Noord-Amerika en bekend staat om zijn opvallende uiterlijk. Met hun lange zwarte nek en witte kinband die zich uitstrekt over hun donkere kop, hebben ze een unieke uitstraling. Hun bruinachtige lichaamskleur, witte buik en zwarte vleugelpunten maken hun uiterlijk compleet. Hun poten zijn ook zwart van kleur. Grote Canadese ganzen zijn sociale dieren die vaak in grote groepen leven. Ze voeden zich voornamelijk met gras, zaden en waterplanten en zijn herbivoren. In de zomer broeden ze in moerassen en langs rivieroevers. Tijdens deze periode kunnen ze agressief gedrag vertonen als ze zich bedreigd voelen of hun nest in gevaar komt. De migratie van de Grote Canadese gans is opmerkelijk. Ze trekken grote afstanden tussen hun broedgebieden in het noorden van Noord-Amerika en hun overwinteringsgebieden in het zuiden. Het is bekend dat ze in staat zijn om duizenden kilometers te vliegen tijdens deze reizen. Hoewel ze inheems zijn in Noord-Amerika, zijn Grote Canadese ganzen een invasieve soort in Nederland en worden ze daar niet als een natuurlijk voorkomende soort beschouwd. Dit kan leiden tot problemen in de ecosystemen waarin ze terechtkomen.  Bij de Poldervaart en omgeving in grote aantallen te vinden. 





Merel  Turdus merula

De Merel was vroeger een schuwe bosvogel, maar voelt zich tegenwoordig helemaal thuis in uw tuin. Regenwormen, slakken en insecten zijn hun hoofdvoedsel en vanaf de late zomer eten ze ook bessen en vlezige vruchten. Gelukkig eten ze ook fruit dat u kunt gebruiken om ze naar uw tuin te lokken. Een Merelnest in uw tuin is natuurlijk prachtig om te volgen, als er tenminste geen Ekster een einde aan maakt. Gelukkig hebben Merels meerdere broedsels per jaar om eventuele verliezen goed te maken. De Merel kent vele verschillende roepen. De contactroep is een fijn, rollend "srrieh". Bij opwinding is er een diepe "dack". Ze vormen geen groepen, zoals bijvoorbeeld Spreeuwen doen. De alarmroep is een gedempte "djoek" of een hardere "dack dack dack", langer overslaand "taktak derriegie doek-doek" of luid schreeuwend "tieks tieks tieks". Hun zang is welluidend, een melancholisch fluiten, dat relatief langzaam is met veel verspringende tonen. Merels hebben zich uitzonderlijk goed aangepast aan het moderne stadsleven en behoren tot de talrijkste bezoekers van tuinen en voederhuisjes. Ze zijn grotendeels standvogels en vertonen steeds minder neiging om weg te trekken. In de trektijd en de winter zijn Merels dan ook in heel Nederland te vinden, met aanvulling uit Noord-Europa.




Koperwiek  Turdus iliacus

De Koperwiek is de kleinste lijstersoort. Hij heeft, net als andere lijsters een gespikkelde borst. De witte oogstreep en mondstreep maken hem al van ver herkenbaar en geven hem een kenmerkend koppatroon. Zijn naam dankt hij aan de oranje kleur van zijn flanken en ondervleugels. De rug, korte staart en bovenvleugels zijn donkerbruin. Tijdens de trekperiode is hij 's nachts te horen, waarbij hij een hoog piepend geluid maakt, zelfs in stedelijk gebied. Hij heeft een snelle vlucht en wordt vaak gezien in gezelschap van Kramsvogels. De Koperwiek is bij ons een echte wintergast, maar bij strenge kou trekken ze verder zuidwaarts. Normaal gesproken komt hij voor op weilanden met bosranden en is vaak te vinden op besdragende struiken en bomen. Zijn voedsel bestaat uit bessen van meidoorn, taxus, hulst en lijsterbes, evenals wormen, slakken en spinnen. Ze broeden in naald- en berkenbossen in Scandinavië en Noord-Rusland. Gewoonlijk verschijnen de eerste Koperwieken in het najaar eind september of in de eerste dagen van oktober. Bij naar noord draaiende winden vindt half oktober soms massale trek plaats, zowel aan de kust als in het binnenland, overdag en 's nachts. Half november is de trek grotendeels voorbij. In het westen en zuiden van het land zijn Koperwieken hartje winter wat gewoner dan elders, hoewel de landelijke aantallen gewoonlijk niet groot zijn. In de wintermaanden algemeen in de omgeving van de Poldervaart en het Prinses Beatrixpark.




Rietgors Emberiza schoeniclus

De Rietgors  is een zangvogel die behoort tot de familie van de gorzen. Deze vogel heeft een kenmerkend uiterlijk. De Rietgors heeft een ronde, compacte vorm met een korte staart en een dikke, puntige snavel. De kleur van het gevederte is overwegend bruinachtig met een beige onderkant. Het mannetje heeft een kenmerkend zwart gezichtsmasker dat doorloopt tot aan de keel. Vrouwtjes hebben een minder uitgesproken gezichtsmasker. Het liedje van de Rietgors bestaat uit een reeks fluitende en trillende geluiden die erg herkenbaar zijn. De Rietgors is wijdverspreid en komt voor in een groot deel van Europa tot in het Midden-Oosten. Het leefgebied van de Rietgors bestaat uit moerasgebieden, rietvelden en oevers van meren en rivieren. Het zijn vooral deze gebieden waar de Rietgors zijn voedsel vindt. De Rietgors is voornamelijk een zaadeter, maar eet ook insecten en kleine ongewervelde dieren. Het vrouwtje bouwt een nestje van gras, riet en takjes, meestal dichtbij het water. Het vrouwtje legt ongeveer 3 tot 5 eieren, die ze alleen bebroedt. Na ongeveer 12 tot 14 dagen komen de eieren uit en worden de jongen gevoed door beide ouders. Na ongeveer 10 tot 14 dagen verlaten de jongen het nest. De Rietgors is een trekvogel en overwintert voornamelijk in Afrika. In het voorjaar trekken ze weer terug naar Europa en Azië om te broeden. De Rietgors is niet bedreigd. In de omgeving van de Poldervaart is hij een algemene verschijning.