Ransuil Asio otus
Je bent echt bevoorrecht als je een Ransuil in je tuin hebt. Zeker in de wintermaanden is het mogelijk als er voldoende schuilgelegenheid is om ze dan in behoorlijke aantallen bij zogenaamde roestplaatsen te zien. Ze houden van gezelligheid en vormen groepen in vooral dennen en sparren. Hun aanwezigheid maken ze kenbaar door hun uilenballen die je dan in flinke aantallen onder de slaapboom kan vinden. De Ransuil is makkelijk te herkennen aan de pluimen boven op zijn kop. Hier geeft de Ransuil zijn gemoedstoestand aan. Bij onraad of gevaar zet de Ransuil zijn pluimen recht overeind. Het gezicht van de Ransuil heeft de vorm van een oranjebruine hartvormige krans met oranje ogen. De bovendelen zijn roestgeel en grijsbruin gestippeld, waarbij een iets donkere polsvlek zichtbaar is. De combinatie van bossen om te broeden en te roesten en open terrein met veel woelmuizen, bepaalt de keuze van de Ransuil voor dit gebied. Ze maken graag gebruik van oude nesten van Eksters en Zwarte kraaien. De Ransuil legt eind februari, begin maart 4 a 5 witte ronde eieren. Het vrouwtje broedt alleen de eieren uit en doet daar 25 tot 32 dagen over. Na het broeden blijft het vrouwtje de jongen voeren met voedsel wat door het mannetje wordt aangevoerd. Volwassen vogels blijven bij de broedplaats maar jongen zwerven soms over honderden kilometers uit. Familiegroepjes sluiten zich bij elkaar aan op gemeenschappelijke slaapplaatsen. Regelmatig broedvogel van beide volkstuincomplexen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten